Sinds 1 januari 2023 geldt de verplichting voor kantoren in Nederland om minimaal energielabel C te bezitten. Volgens een recente Kamerbrief van minister Keijzer van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft deze maatregel bijgedragen aan een aanzienlijke verbetering in de verduurzaming van de Nederlandse kantorenvoorraad. Uit de brief blijkt dat 64% van de kantoren inmiddels voldoet aan de eis van minimaal energielabel C, terwijl 9% nog een lager label heeft (D t/m G) en 27% geen energielabel geregistreerd heeft.
Vooruitgang en Uitdagingen
In 2018 werd de energielabel C-verplichting aangekondigd, en sindsdien is er een duidelijke toename in het aantal kantoren met een groen label (A+++++ t/m C). Deze kantoren zijn nu couranter en waardevaster; kantoren met een energielabel C of beter zijn gemiddeld 20% meer waard dan kantoren met lagere labels. Vooral grote kantoorpanden, vaak in handen van institutionele beleggers, voldoen inmiddels grotendeels aan de verplichting. Echter, kleinere kantooreigenaren kampen soms met beperkte financiële middelen en zijn minder goed op de hoogte van de regelgevingof hebben een zeer beperkte investeringsmogelijkheid.
Rijksvastgoed en Voorbeeldfunctie
Binnen de rijksoverheid wordt ook gewerkt aan de verduurzaming van de vastgoedportefeuille. Met een investering van €380 miljoen uit het Klimaatfonds worden projecten gestimuleerd die niet alleen aan energielabel C moeten voldoen, maar ook extra duurzaamheidsdoelen nastreven, zoals klimaat-adaptieve en circulaire maatregelen. Momenteel voldoet gemiddeld 42,1% van de Rijkskantoren aan de energielabel C-verplichting, maar vooral het vastgoed van Defensie blijft achter, met slechts 3% van hun gebouwen op het juiste labelniveau.
Toezicht en Handhaving
Om de naleving van de verplichting te waarborgen, hebben gemeenten sinds de invoering toezicht en handhaving geïntensiveerd. Zo heeft 58% van de gemeenten al handhavingsacties ondernomen, waaronder het versturen van waarschuwingen en in enkele gevallen het opleggen van dwangsommen. Gemeenten die nog niet aan handhaving zijn begonnen, plannen dit in 2025 op te pakken. Uit rapportages blijkt dat in veel gemeenten zelfs 81% van de kantoorpanden voldoet aan de gestelde verplichting. Per 1 juli 2024 zijn er nieuwe beoordelingsrichtlijnen van toepassing geworden. Dit omvat een grotere streekproef bij audits en extra vervolgcontroles bij geconstateerde fouten. Deze extra auditkosten hebben invloed op het tarief van de energielabels, daar deze ‘kwaliteitscontrole’ een substantiëler kostencomponent zal worden. Tevens is bekend geworden dat minister Keijzer werkt aan wetgeving om publiekrechtelijk toezicht op de geregistreerde energielabels te gaan opnemen.
Tijdens de controle zijn bij 7,2% van de energielabels kritieke afwijkingen geconstateerd. In 2022 was dit ook 7,2% en in 2021 nog 14,2%. De nadere analyse van de resultaten laat zien dat een groot deel van de kritieke afwijkingen afkomstig is van enkele slecht presterende certificaathouders, die zwaar drukken op het percentage kritieke afwijkingen. De minister gaat acties ondernemen om de certificerende instanties meer te focussen op slecht presterende adviseurs en certificaathouders.
Onderzoek van nieuwe technieken en technologieën:
Op verzoek van de Kamer is onderzoek uitgevoerd naar nieuwe technologieën die kunnen bijdragen aan een betrouwbaar en nauwkeurig energielabel.
De conclusie van het eerste deel van het onderzoek is dat veel van de technologieën momenteel nog onvoldoende zijn doorontwikkeld om op grote schaal in te zetten. Een andere, niet onbelangrijke, belemmering hierin zijn de hoge kosten en geldende privacywetgeving.
Een kansrijke toepassing die de minister in de aankomende periode verder zal uitwerken is een automatische controle op de juistheid van de invoerdata door de opnamesoftware en via de energielabeldatabase (EP-online). Dit kan door het toepassen van allerhande automatische controlemechanismen o.b.v. bestaande informatiebronnen.
Toekomstige Veranderingen
Aanvullend is gekeken hoe andere EU lidstaten gemeten data benutten bij het opnemen of verifiëren van het energielabel. Het onderzoek laat zien dat gemeten data bij andere EU-lidstaten op verschillende manieren wordt ingezet: ter verbetering van aannames in de onderliggende rekenmethodiek, als aanvulling of als ondersteuning bij de opname of om het energielabel in zijn geheel daarop te baseren. De Nederlandse bepalingsmethode (NTA8800) is theoretisch, dat wil zeggen dat er geen werkelijke verbruiksgegevens als invoerdata worden gebruikt bij het vaststellen van het energielabel. Hiervoor is gekozen omdat zo de energieprestatie van een woning beter vergeleken kan worden met andere woningen. De energieprestatie, en daarmee de hoogte van het energielabel, wordt hiermee namelijk niet vertekend door bijvoorbeeld het stookgedrag, de gezinsgrootte en het gebruik van huishoudelijke apparaten. De conclusie van het onderzoek is dat voor de Nederlandse bepalingsmethode de inzet van meetdata ter verbetering van aannames in de rekenmethodiek een bijdrage kan leveren aan de nauwkeurigheid van het energielabel.
Deze toevoeging van werkelijk verbruiksdata doorvoeren in de bepalingsmethode kan zorgen voor aanzienlijke verschuivingen in de hoogte van het energielabel van gebouwen. Om die reden zal deze aanbeveling mee worden genomen bij de ontwikkeling van een nieuwe bepalingsmethode in de aankomende jaren. De implementatie van de recente Energy Performance of Buildings Directive (EPBD IV) vereist een wijziging van de energielabelklasseindeling vanaf 2030. De minister is voornemens dit gelijktijdig met een wijziging van de bepalingsmethode in te voeren om het aantal grote wijzigingen en verschuivingen in energielabels, en daarmee de onduidelijkheid voor gebouweigenaren en huurders, te beperken.