Na uitvoerige onderhandelingen is er eindelijk overeenstemming bereikt over EPBD IV (zie de kamerbrief van d.d. 12 maart 2024), de Europese richtlijn gericht op het verduurzamen van gebouwen. Dit betekent een stap vooruit in het bieden van meer duidelijkheid, met name met betrekking tot de toekomst van het energielabel. Lidstaten krijgen twee jaar de tijd om de herziene EPBD in nationale regelgeving en nationaal beleid te verankeren, vanaf de datum dat de richtlijn formeel is gepubliceerd. Hoewel de specifieke uitwerking voor Nederland nog moet volgen en de invoering pas gepland staat voor 2026, willen we u graag op de hoogte houden van de aanstaande ontwikkelingen in de komende 6 tot 7 jaar.
In het definitieve voorstel van EPBD IV zijn individuele renovatieverplichtingen voor woningeigenaren van de baan. Eerdere concepten stelden nog een verplichting voor om de slechtst presterende woningen uit te faseren, wat gezien werd als een inbreuk op het eigendomsrecht. Het voorstel biedt nu flexibiliteit aan lidstaten om hun eigen traject te bepalen, met als doel het gemiddelde energiegebruik van woningen te verminderen met respectievelijk 16% in 2030 en 20-22% in 2035 ten opzichte van 2020. Nederland ziet deze aanpak als werkbaar en in lijn met het nationaal beleid, dat zich ook richt op het verbeteren van lage energielabels. Voor utiliteitsgebouwen zullen minimale energieprestatienormen worden ingesteld, waarbij lidstaten in 2030 16% en in 2033 26% van de slechtst presterende gebouwen moeten renoveren. Ook hier zijn uitzonderingen mogelijk. Het Nederlandse kabinet staat positief tegenover deze aanpak, die goed aansluit bij het nationaal beleid.
Zero Emission Building:
De EPBD introduceert ook de ZEB (Zero-Emission Building)-standaard voor de gebouwde omgeving tegen 2050. Deze standaard, Zero-Emission Building (ZEB), streeft naar een zeer lage energievraag en het elimineren van emissies van fossiele brandstoffen in de gebouwde omgeving. Er zijn diverse opties voor energievoorziening toegestaan, zoals hernieuwbare energiebronnen op het perceel, energie uit warmte- en koudenetten, en uit landelijke netten. Het kabinet verwelkomt de flexibiliteit voor lidstaten om de ZEB-standaard zelf vast te stellen, wat niet aanwezig was in eerdere concepten maar dankzij de inzet van Nederland en andere lidstaten wel is opgenomen in het definitieve voorstel. Vanaf 2030 wordt ZEB (Zero-Emission Building) de nieuwe standaard voor nieuwbouw, terwijl voor nieuwe publieke gebouwen deze standaard al geldt vanaf 2028. Er zijn specifieke vrijstellingen mogelijk voor gevallen waar de standaard niet haalbaar is. Vanaf 2026 moet alle nieuwbouw tevens gereed zijn voor de installatie van een zonne-energiesysteem, waarbij het ontwerp rekening houdt met de optimalisatie van het opwekpotentieel van zonne-energie op basis van de locatie. Deze bepalingen bieden de gewenste flexibiliteit, met voldoende voorbereidingstijd voor de markt en ruimte voor vrijstellingen waar nodig.
Energielabelmethodiek:
Er zijn aanvullende eisen gesteld aan de energielabelsystematiek. Een gemeenschappelijk EU-sjabloon voor het energielabelafschrift wordt geïntroduceerd om burgers beter te informeren en verduurzamingsbeslissingen te vergemakkelijken. Strikte EU-harmonisatie van energielabelklassen wordt echter niet doorgevoerd, wat betekent dat landen zelf de vrijheid behouden. Nederland behoudt de indeling A tot en met G, met een toevoeging van een nieuwe klasse A0 voor gebouwen die voldoen aan de ZEB-standaard. Daarnaast kunnen lidstaten een A+ klasse introduceren voor gebouwen die nog beter presteren dan ZEB. Bestaande A+ klassen in Nederland zullen vanaf 2030 vervangen worden door deze nieuwe klassen bij uitgifte van nieuwe energielabels. Het kabinet ziet dit als een aanzienlijke verbetering ten opzichte van eerdere concepten. De indicator “primair fossiel energiegebruik” blijft mogelijk voor het vaststellen van het energielabel, zoals opgeroepen door de motie Grinwis c.s. Het energielabel blijft 10 jaar geldig, monumenten worden labelplichtig en woningeigenaren van slecht presterende gebouwen ontvangen een uitnodiging voor renovatieadvies via een energieloket. Het kabinet is positief over de uitkomst van de onderhandelingen voor het energielabel en zal in de komende tijd bekijken hoe hier invulling aan gegeven kan worden.
Gasketels:
Ook wordt vastgelegd dat lidstaten moeten streven naar het uitfaseren van cv-ketels en andere fossiele brandstofinstallaties tegen 2040. Dit is echter een doelstelling en geen verplichting. Bovendien wordt vanaf 2025 een verbod op subsidies voor cv-ketels en andere fossiele brandstofinstallaties ingevoerd, zoals veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben gewenst. De herziene EPBD biedt tevens de mogelijkheid om de nationale berekeningsmethodiek voor de energieprestatie van gebouwen in Nederland te handhaven, in lijn met het standpunt van het kabinet. Echter, er moet wel aandacht worden besteed aan energieopslag en het gebruik van gebouwautomatiseringssystemen, wat cruciaal is voor flexibiliteit richting het elektriciteitsnetwerk. Het kabinet erkent de noodzaak om hiermee rekening te houden vanwege netcongestie en energiegebruik op momenten van duurzame opwekking.
Zonnesystemen:
De EPBD-IV bevat regels over de verplichte installatie van zonne-energiesystemen waar dat technisch, functioneel en economisch haalbaar is. Voor nieuwe utiliteitsgebouwen van meer dan 250 m² gelden deze regels uiterlijk op 31 december 2026. Voor bestaande publieke gebouwen is een geleidelijke aanpak voorzien, waarbij gebouwen groter dan 2.000 m² uiterlijk op 31 december 2027 aan de nieuwe regels moeten voldoen, met een progressieve verlaging van deze drempel tot 250 m² in december 2030. Voor nieuwe woningen en overdekte parkeergelegenheden gelden de regels uiterlijk op 31 december 2029. Voor bestaande utiliteitsgebouwen van meer dan 500 m² gebruiksoppervlakte gelden de regels uiterlijk op 31 december 2027 bij een renovatie die een vergunning vereist. De herziene richtlijn biedt voldoende ruimte voor maatwerk om disproportionele normen te voorkomen, zoals bij netcongestie of een onredelijke terugverdientermijn. Het kabinet ondersteunt de toename van zonne-energie op daken volgens de voorkeursvolgorde zon en is tevreden met de nieuwe regels.
Laadpunten:
De bepalingen voor laadpunten voor voertuigen zijn verder aangescherpt, van toepassing bij nieuwbouw en ingrijpende renovaties. Het opladen van elektrische voertuigen in gebouwen is een belangrijk aspect voor het kabinet in het streven naar een landelijk dekkend laadnetwerk. De focus op adequate laadsnelheden en het wegnemen van obstakels voor het installeren van laadpunten in appartementencomplexen sluit aan bij de doelstellingen van de Nationale Agenda Laadinfrastructuur. Ook worden voorschriften ingevoerd voor slim en bi-directioneel laden. Een betere integratie van elektrische mobiliteit in gebouwen biedt nieuwe kansen voor verduurzaming en het voorkomen van netcongestie. Verder is er aandacht voor fietsparkeren bij nieuwbouw en ingrijpende renovaties.
De feitelijke betaalbaarheid van de plannen:
Financieringsmaatregelen en energieloketten moeten de energiezuinige renovaties stimuleren bij huishoudens en kleine bedrijven. Het ondersteunen van kwetsbare huishoudens om energiearmoede te voorkomen, is van essentieel belang. Het kabinet staat achter deze aanpak, omdat deze goed aansluit bij bestaande nationale instrumenten. Lidstaten moeten ook regelingen gaan bieden aan huurders om te voorkomen dat kwetsbare huishoudens worden uitgezet als gevolg van buitensporige huurverhogingen na renovaties. Het kabinet benadrukt het belang dat renovaties nimmer mogen leiden tot onredelijk hoge huurprijzen. Het huurrecht regelt al dat een verhuurder pas kan renoveren als de huurder daarmee instemt.